Zestien

Kapitein Reinders merkte dat hij bijzonder gehecht raakte aan de jongen die hem nu overal volgde; hij vroeg zich af wat er met hem zou gebeuren als ze aan land kwamen. Werden wezen teruggestuurd naar Ierland, vroeg hij zich af, moesten ze naar het tehuis in de stad, of werden ze gewoon aan hun lot overgelaten? Reinders moest er niet aan denken dat de jongen achter slot en grendel gezet zou worden, waar hij jarenlang zou kunnen wegkwijnen als niemand hem opeiste. Evenmin wilde hij eraan denken dat Liam op een of andere straathoek om penny’s zou moeten bedelen, overgeleverd aan de genade van schurken die hem met geweld zijn dagelijkse verdienste zouden afnemen. Mevrouw Donnelly had hem momenteel blijkbaar onder haar hoede, maar zou ze hem bij zich houden als ze aan land kwamen? Zou ze dat wel kunnen? Weduwen hadden maar zelden de controle over hun eigen leven, wist hij.

En dus begon hij zich af te vragen hoe het zou zijn om Liam bij zich te houden en hem al zeilend het vak te leren. Was dat een behoorlijk leven voor een jongen, was dat de logische oplossing? Hoe meer hij erover nadacht, hoe meer hij besefte hoe graag hij dit wilde doen, of het nu logisch was of niet. Liam Kelley was iets voor hem gaan betekenen.

Nu keek hij naar de hoek van zijn hut waar Liam zijn middageten zat op te eten en naar de zeekaarten op de kaartentafel zat te kijken.

‘Kun je daarmee naar de hele wereld gaan, meneer?’ vroeg hij op zijn enthousiaste manier.

‘Je kunt overal heen gaan, met of zonder die kaarten.’ Reinders kwam naar de jongen toe en wierp een blik over diens schouder. ‘Maar misschien weet je niet altijd waar je bent. Kaarten tonen je waar het land is en het water eromheen, zeekaarten laten dat ook zien, maar nog meer: hoe de wind kan staan, hoe diep het water zou kunnen zijn in een haven of een lagune en wat de snelste route is van de ene naar de andere plaats.’

‘Zijn er dan ook plaatsen die niet op de kaart staan?’ Liam keek op; aan zijn onderlip hingen broodkruimels.

‘Er zijn een heleboel plaatsen die nog niet in kaart zijn gebracht, maar waarvan we weten dat ze bestaan.’

‘O, kapitein,’ zuchtte Liam met wijd geopende ogen, ‘dat wil ik doen als ik groot ben. Ik wil die plaatsen vinden en ze tekenen op die kaarten voor zeelui.’ Hij keerde zich weer naar de ingewikkelde zeekaarten. ‘Dat zijn toch de mooiste dingen die er bestaan, meneer, of niet?’

Reinders glimlachte en legde een hand op de schouder van de jongen. ‘Absoluut.’

Er werd geklopt. Zonder op antwoord te wachten kwam Boardham binnen. Hij bekeek het tafereel met zo’n wellustige grijns dat Reinders de schouder van de jongen losliet en voor de kaartentafel ging staan om hem af te schermen.

‘Wat is er?’ vroeg hij streng.

‘De passagiers eerste klasse vragen zich af waarom er zo weinig variatie in hun menu zit, kapitein.’

Reinders sloeg zijn armen over elkaar. ‘Omdat we bijna twee weken langer op zee zijn dan verwacht; dat weet je best. Ze boffen dat zij nog wat variatie hebben; de andere passagiers hebben alleen nog maar brak water en harde scheepsbeschuit.’

‘Dat heb ik hun verteld, meneer, maar ze vragen zich af waarom u nooit in de eetzaal uw maaltijden gebruikt.’ Hij zweeg even. ‘Ze zijn nogal boos over de arts,’ voegde hij eraan toe op een toon die aangaf dat hij het met hen eens was.

‘Het kan me geen donder schelen wat zij van de arts vinden. Hij heeft patiënten beneden, en daar blijft hij tot we aan land gaan. Wat mijn maaltijden betreft: ik heb geen tijd om een avond aan dat praatzieke stelletje te verspillen.’

‘Natuurlijk, meneer.’ Boardham boog even en sprak toen met gespeelde tegenzin verder. ‘Als ik het zeggen mag, meneer – ze heb-ben er kritiek op dat u zo vaak hier met die jongen zit en dat u zo regelmatig naar beneden gaat.’

‘Dat zijn míjn zaken,’ zei Reinders flink. ‘Dat gaat niemand iets aan.’

‘O, absoluut, meneer, absoluut. Een scheepsjongen is natuurlijk een hele troost op een lange reis. Dat weten we allemaal,’ zei Boardham met een knipoog.

In twee stappen beende Reinders naar de andere kant van de kamer; hij greep de hofmeester bij zijn kraag en duwde hem tegen de muur. ‘Als je dat ooit nog eens zegt, smeerlap, gooi ik je in de scheepsgevangenis en vergeet je hele bestaan.’

‘Neem me niet kwalijk, kapitein.’ Boardham wrong zich in allerlei bochten. ‘Ik bedoelde er niets mee.’

‘Dat is je geraden.’ Hij liet hem los, maar bleef dreigend voor hem staan. ‘Ik hou je al een tijdje in de gaten, Boardham, en ik mag jou niet. Ik mag de manier waarop jij je plicht ontloopt niet en de manier waarop jij de passagiers behandelt, vooral de vrouwen, evenmin. Zoals jij rondsluipt en zoals jij met de mannen loopt te gokken… Je speelt vals, Boardham, en ik heb een hekel aan valsspelers. Zelfs je uiterlijk staat me niet aan. Als jij de rest van deze reis niet onder in mijn schip wilt doorbrengen, moet jij je smerige praatjes voor je houden en mijn bevelen naar de letter opvolgen, te beginnen met dit bevel: eruit.’

Met een rood hoofd sloop Boardham de deur uit. Reinders merkte dat hij Liam niet in de ogen durfde te kijken uit angst dat het venijn van de hofmeester de onschuld van de jongen en hun vriendschap aangetast had.

‘Ik heb hem nooit gemogen,’ merkte Liam op en Reinders snoof opgelucht.

‘Ik had mijn zelfbeheersing niet moeten verliezen. Een goede kapitein laat dit soort tuig nooit winnen; onthou dat voor later, als je je eigen schip hebt.’

Liam kleurde van plezier bij die gedachte.

‘En blijf uit zijn buurt,’ voegde Reinders eraan toe; hij kon de manier waarop Boardham naar de jongen gekeken had niet van zich afzetten. ‘Hij deugt niet.’

Hoe koud het ook was, Reinders liep over het hoofddek heen en weer tot hij Grace naar boven zag komen om in de rij voor de toiletten te gaan staan. Boardham was nergens te zien, dat was jammer; Reinders zou graag een excuus gehad hebben om hem op te sluiten.

‘Mevrouw Donnelly.’ Hij kreeg haar te pakken voordat ze weer naar beneden ging. ‘Ik hoopte al dat ik u zou tegenkomen. Mag ik even met u praten?’

‘Aye, kapitein.’ Graces tanden klapperden. ‘Ik was ook al van plan om u te spreken.’

‘U bevriest nog eens.’ Hij moest zijn stem verheffen om boven het geluid van de wind die over het dek gierde, uit te komen. ‘Komt u even mee naar mijn hut? Mag ik u thee aanbieden?’

Grace knikte en volgde hem naar beneden, naar een onbekende deur die hij voor haar openhield. Ze ging naar binnen en wierp een vlugge blik op het kleine slaapvertrek: de verhoogde slaapbank, de hangende lantaarn, de aan de vloer bevestigde kaartentafel met de zeekaarten, verzwaard met een platte steen, de koperen instrumenten – sommige in hun huls, andere niet – aan een kant van het kleine bureau, de scheepskoffer in de hoek. Hij gebaarde dat ze in de stoel naast de koffer moest gaan zitten en stak zijn hoofd weer naar buiten.

‘Fletcher,’ riep hij, ‘breng een pot thee en twee kopjes. Nu meteen.’ Hij sloot de deur en ging achter zijn bureau zitten. ‘Ik wilde eens over Liam praten.’

‘Ik ook,’ zei Grace. Het rillen werd al minder.

‘Mooi. Dat is mooi. We zitten op dezelfde koers.’ Hij zweeg even en vroeg zich af wat hij nu moest zeggen. Ik kan maar het beste open kaart spelen, besloot hij. ‘Mevrouw Donnelly, ik zou Liam Kelley graag willen adopteren.’

‘Kapitein!’ Grace viel bijna van haar stoel. ‘Dat is heel vriendelijk van u, maar hij is nog maar negen en wat weet een vrijgezelle zeeman als u nou van jongens van negen?’

Daar had Reinders al op gerekend. ‘Ik ben zelf ooit negen geweest,’ antwoordde hij vertrouwelijk. ‘En ik was een jongen natuurlijk.’

‘Vooruit dan maar,’ plaagde Grace. ‘U mag hem hebben.’

‘Ik meen het! De jongen is een wees en blijkbaar is hij dol op de zee. Ik weet dat het geen gewoon leven is, maar ik zou erop toezien dat hij een opleiding krijgt en ik zou hem alles kunnen leren wat er over navigatie te leren valt. Kunt u zich voorstellen wat een schitterende zeeman hij zou worden?’

‘U zou ongetwijfeld goed voor hem zijn, kapitein, maar hij heeft een vader – in Amerika.’ Ze zweeg even; het speet haar dat hij nu zo gekwetst keek.

‘Hij heeft nooit verteld dat hij een vader heeft.’

‘Die liet het gezin meer dan een jaar geleden achter en heeft sindsdien niets meer laten horen. Nu de omstandigheden in Ierland zo slecht zijn, zat er voor hen niets anders op dan ook te vertrekken.’

‘Dachten ze dat hij gewoon op hen zou staan wachten als ze van boord gingen?’ vroeg Reinders ongelovig.

‘Er zijn er veel die dat denken. Hun familie wordt vermist en ze hebben er geen idee van hoe groot Amerika is. Dat weet ik zelf ook niet, maar ik vermoed dat een vent daar gewoon kan verdwijnen, en misschien is dat juist wat sommigen zo aantrekt.’

‘Misschien is hij dood.’

‘Misschien wel,’ stemde ze in. ‘Waarschijnlijk wel. Een drinker, zeggen ze, en niet al te betrouwbaar. Maar misschien is hij ook wel nuchter geworden, aan het werk gegaan, en wacht hij op ze.’

‘Hebben ze van tevoren geschreven?’

‘Aye, een tijdje terug. Ik heb een adres waar ik hem kan zoeken.’

‘En als u hem niet kunt vinden?’ Reinders kon het nauwelijks geloven.

‘Daar heb ik zelf ook al heel wat over zitten piekeren sinds zijn moeder gestorven is, kapitein,’ zei Grace vermoeid. ‘Ik heb beloofd dat ik op hem zou passen, maar kan ik hem wel gewoon meenemen?’

‘Zijn jullie familie?’

‘Nee,’ gaf ze toe. ‘Al beschouw ik hem als mijn zoon.’

Reinders glimlachte laconiek. ‘Het is makkelijk om van hem te gaan houden, hè?’ Hij dacht een ogenblik na. ‘Kunt u hem bij u houden tot we meer over zijn vader weten?’

‘O, aye.’ Haar gezicht klaarde op. ‘Ik ga bij mijn broer wonen. Hij is een goed mens en een kind méér zal hij niet erg vinden. Maar zal Liam met mij mee mogen?’

Reinders fronste zijn wenkbrauwen. ‘Ik weet het niet. Hij zou naar de autoriteiten gebracht moeten worden en daarna waarschijnlijk naar het weeshuis.’

Grace schudde haar hoofd. ‘Absoluut niet, kapitein.’

‘Ik ben het met u eens. Dat zou verschrikkelijk voor hem zijn.’

De deurknop werd omgedraaid en Boardham stapte naar binnen met een dienblad. ‘Uw thee, meneer.’ Hij hield zijn ogen berouwvol neergeslagen. ‘Twee kopjes, zoals u vroeg. Anders nog iets, kapitein?’ Hij keek snel op; zijn blik schoot van de kapitein naar Grace en weer naar beneden.

‘Nee,’ zei Reinders kortaf en stuurde hem weg.

‘Zal ik de bemanning zeggen dat u niet gestoord mag worden, meneer?’ vroeg Boardham op neutrale toon vanuit de deuropening.

‘Ja.’ Reinders voelde dat hij rood werd. ‘Nee. Ga door met je werk,’ beval hij.

‘Ik mag die man niet,’ zei Grace toen de deur dicht was.

‘Niemand mag hem.’ Hij schonk een kopje thee in en overhandigde haar dat, terwijl hij zijn ergernis over de hofmeester onderdrukte. ‘Ik heb iets bedacht,’ hernam hij. ‘U bent familie van Liam. Ik zal hier notitie van maken op de passagierslijst en in mijn logboek de aantekening zetten dat hij op de sterfdag van zijn moeder onder voogdij kwam van zijn tante, mevrouw Gracelin Donnelly. Als er dan vragen gesteld worden als we aan land gaan, zijn we gedekt.’

Grace zette haar thee neer en keek hem aan. ‘Bedankt, kapitein. Hartelijk bedankt. Maar is dat niet tegen de regels?’ Ze beet op haar lip. ‘Kunt u daarmee niet in de problemen komen?’

‘Het is niet volgens het reglement,’ gaf hij toe. ‘Het dagboek van de kapitein moet de absolute waarheid zijn, er mag niet achteraf mee gerommeld worden. Maar in dit geval, ach – maakt het iemand wat uit waar hij heen gaat?’

‘Het maakt voor u wat uit, kapitein,’ zei ze vriendelijk. ‘U had plannen met hem. U had het al helemaal uitgewerkt.’

Hij keek een ogenblik in zijn kopje. ‘Ik wil alleen wat het beste voor de jongen is,’ zei hij. ‘Maar ik zou u één ding willen vragen: als zijn vader dood is en u merkt dat u niet voor hem kunt zorgen, wilt u hem dan met mij mee laten gaan? Of zelfs in de toekomst: als hij nog steeds zo dol op de zee is, kan hij altijd bij mij aan boord komen. Ik zou hem alles leren.’

‘Hij boft dat iemand als u in hem geïnteresseerd is.’

‘Dat is dan afgesproken.’ Reinders knikte. ‘We houden contact.’

‘Mag ik u wat vragen, kapitein?’ Ze leunde voorover; het kopje rustte op haar knieën. ‘Over uzelf?’

Hij keek haar weifelend aan en knikte toen.

‘Hebt u zelf nog familie in Amerika?’

‘Mijn moeder en broers wonen op een boerderij in het noorden van de staat New York,’ vertelde hij haar. ‘Ik had bedacht dat ik Liam daar een tijd heen zou sturen als hij te jong bleek om aan boord te wonen; dan zou ik hem zo vaak opzoeken als ik kon.’

‘Is het zo ver weg dan?’

‘Een paar dagen rijden,’ gaf Reinders toe. ‘Maar ik ben er al een hele tijd niet geweest. Vijftien jaar, om precies te zijn.’ Voor het eerst voelde hij hoe lang dat eigenlijk was.

Grace knipperde verbaasd met haar ogen. ‘Hoe weet u dat ze nog leven?’

‘Mijn moeder schrijft eenmaal per jaar.’

‘Als ik het zeggen mag, kapitein: dat is een rare manier om met uw bloedeigen moeder om te gaan. Hebt u soms iets vreselijks gedaan, dat ze u nooit meer wil zien?’

‘Natuurlijk niet! Ze zou me graag willen zien.’

‘Waarom bent u dan in vredesnaam al die tijd niet naar huis geweest?’

Hij aarzelde. ‘Ik weet het niet precies,’ zei hij uiteindelijk. ‘Ik denk er wel over na. Ik mis haar wel. En de boerderij.’ Hij stopte en schudde ferm zijn hoofd. ‘Maar ik ben kapitein. Ik leid nu een ander leven.’

‘Als u Liam had, zou u er naartoe gaan,’ bracht ze hem in herinnering. ‘Waarom kunt u dan niet gewoon gaan, al is Liam er niet?’

Hij fronste zijn wenkbrauwen; hij voelde zich bijzonder slecht op zijn gemak onder de kritische blik in die groene ogen. ‘Als ik Liam had, zou ik vader zijn in plaats van zoon. Ze zouden niet van me verwachten dat ik zou blijven. Maar als ik alleen ga…’ Hij zuchtte getergd. ‘Ze verwachten zo veel. Zij verwacht zo veel van me. En nu is ze oud. Ik zal de tweede keer niet weg kunnen lopen.’

‘Hoe ging het de eerste keer eigenlijk?’

‘Ze pakte mijn tas in, leidde me naar de deur en wees me de weg,’ herinnerde hij zich. ‘Zij zorgde ervoor dat ik ging. Ze zei dat ze wist dat ik geen boer was en dat ik daar nooit gelukkig zou worden.’

‘En dat kunt u haar niet vergeven?’

‘Integendeel!’ riep hij uit. ‘Ik ben haar juist dankbaar.’

‘Zo dankbaar dat ze u nooit meer te zien krijgt?’ Grace schonk hem de blik die ze voor domme kinderen reserveerde. ‘Ach nee, kapitein, niemand zegt een man wat hij moet doen; hij doet wat hij wil.’ Ze knikte. ‘Uw moeder is oud en moet leven met alle keuzes die ze gemaakt heeft. Ze wil niet dat u voorgoed thuiskomt; ze wil alleen maar naar u kijken en zien wat voor man u geworden bent, in uw ogen kijken en zien of u gelukkig bent met uw leven. Want als u dat bent, kapitein, blijkt dat een goede keus geweest te zijn en dan kan haar hart gerust zijn.’

Reinders voelde zich diep in zijn hart geraakt door haar woorden en ging in de verdediging. ‘U ziet er niet oud genoeg uit om wijsheden over moeders en zoons te debiteren, mevrouw Donnelly.’

‘Ik ben twintig jaar,’ deelde ze mee; het volle gewicht van haar leven stond in haar standvastige blik te lezen. ‘En ik heb verstand van moeders omdat mijn moeder de beste was die ooit op aarde rondgelopen heeft. Ze is jong gestorven en háár moeder werd mijn moeder – de beste die ooit op aarde rondgelopen heeft. En als een van beiden op dit moment nog leefde – bij het vuur op mij zat te wachten – zou ik erheen gaan, waar op de wereld ik ook was. Ik zou gaan. Zij hebben me gemaakt tot wie ik ben.’ Haar oog viel op de uitgevouwen zeekaarten op het tafeltje. ‘Een mens kan niet door het leven navigeren zonder te begrijpen waar hij vandaan gekomen is en waarheen hij misschien op weg is. O, aye, kapitein, als ik hier op aarde nog een moeder had die me niets aangedaan had, zou ik haar niet verlaten op haar ouwe dag.’

Schuldig, veroordeelde hij zichzelf, schuldig aan deze aanklacht.

‘Ik zeg niet dat het uw schuld is,’ vervolgde ze. ‘Maar u bent haar zoon, en moeders zijn dol op hun zoons. Daar weet ik ook alles van, ziet u. Ik heb er twee begraven en één achtergelaten.’ Ze kon de woorden niet meer tegenhouden.

‘Achtergelaten?’ Reinders was verbaasd. ‘In Ierland?’

‘Hij was nog maar net geboren,’ legde ze aarzelend uit. ‘En ziekelijk. Ik durfde hem niet mee te nemen. Ik was bang dat het zijn dood zou worden.’

‘Dus u leest mij de les omdat ik mijn moeder verlaten heb, terwijl u zonder gewetensbezwaren uw eigen zoon in de steek gelaten hebt?’ Hij hoorde de hardvochtigheid in zijn eigen stem, maar was niet in staat die te temperen. Ze had hem gekwetst.

‘Daar heb ik spijt van,’ zei Grace zachtjes. ‘Elke dag vervloek ik mezelf omdat ik de moed niet had om achter te blijven.’

‘Waar is hij? In een weeshuis?’

Grace kromp ineen. ‘Hij is bij mijn vader.’

‘Dus u hebt uw zoontje én uw vader in de steek gelaten?’ Reinders schudde zijn hoofd. ‘Mooie familieliefde, moet ik zeg-gen.’

‘Ik hou met heel mijn hart van mijn familie.’ Grace sloeg haar ogen neer en weigerde hem haar verdriet te laten zien.

‘Nou, mevrouw Donnelly, als dat de manier is waarop u van uw familie houdt – vooral van uw zoon – moet ik er misschien nog eens over nadenken of ik Liam wel aan u wil toevertrouwen.’

Grace keek naar het harde gezicht van de kapitein en vroeg zich af hoe ze het zo snel had klaargespeeld hem kwaad te maken. Ze keek hem onderzoekend aan en wist opeens zeker dat ze hem de waarheid moest vertellen.

‘Ik had geen keus toen ik mijn zoon achterliet,’ zei ze resoluut. ‘Een moeder overzee is beter dan een moeder die opgehangen wordt.’

Nu had ze zijn aandacht.

Ze leunde voorover en begon zachter te praten. ‘Ik word gezocht in Ierland,’ bekende ze. ‘Voor het doden van een Engelse soldaat.’

Reinders keek haar verbijsterd aan. ‘En hebt u dat echt gedaan?’

‘Aye,’ zei ze rustig, maar niet zonder berouw.

‘Ik ben sprakeloos.’

‘Ik hoop maar dat u dat blijft.’ Ze glimlachte bedroefd. ‘En dat u me niet zo hard veroordeelt. U hebt geen idee hoe dat is, kapitein – zo veel mensen dood, zo veel mensen uit hun huizen gegooid. Mijn eigen huis werd omvergehaald, mijn oude vader werd neergeschoten door een inhalige rentmeester, en ik deed wat ik moest doen,’ zei ze resoluut. ‘Een heleboel van ons deden wat we moesten doen om onze familie in leven te houden. Er is niets om van te leven in Ierland, kapitein, als je geen stukje grond hebt om je eten te verbouwen. De Engelsen willen het land hebben, alles, en ze zijn niet van plan de lui die het bezetten eten te geven. Dus dan vechten we, of sterven we. Of we vertrekken.’

‘Het spijt me,’ zei hij welgemeend.

‘Ik hoef uw medelijden niet.’ Grace hief haar kin. ‘Ik heb mijn eigen keus gemaakt en daar zal ik mee leven. Ik bid dat ik mijn zoon kan zien voordat zijn eerste jaar om is…’ Ze beet op haar lip. ‘Maar er kan van alles gebeuren. Ik hoop alleen dat hij, zelfs als hij opgroeit zonder mij, me niet gaat haten omdat ik die keus gemaakt heb, maar dat hij snapt dat het mijn hart gebroken heeft. En ik hoop dat hij me opzoekt zodat ik hem kan vertellen dat er geen uur voorbijging zonder dat ik ernaar snakte zijn gezicht te zien.’

Reinders ademde langzaam uit en bekeek haar nog eens goed. ‘Daarom nam u Liam onder uw hoede – omdat hij een verloren zoon is.’

Grace knikte en vocht tegen haar tranen. ‘Ik heb u meer verteld dan ik had moeten doen.’ Haar handen trilden nu ze de enorme omvang van haar schuldbelijdenis besefte.

‘Dat risico nam u voor de jongen. En omdat u wilt dat ik naar mijn moeder ga,’ voegde hij er laconiek aan toe.

‘Aye.’ Ze lachte een beetje en veegde haar ogen af. ‘Gaat u nou?’

‘Ik zal wel moeten, denk ik.’ Hij klopte op zijn zakken in de hoop dat er op magische wijze een zakdoek zou verschijnen. ‘Ik zweer u, mevrouw Donnelly, dat niets van wat u me vandaag verteld heeft ooit deze kamer zal verlaten.’ Die belofte was alles wat hij haar kon aanbieden.

Grace knikte, nog altijd geschokt.

‘Ik zal alles voor Liam doen wat ik kan,’ verzekerde hij haar. ‘Zeg maar dat hij u vast “tante” moet gaan noemen, zodat het een gewoonte wordt.’

‘Dat zal ik doen.’ Nu voelde ze zich opgelaten en leeg. Ze zette haar kopje op het bureau, stond op, streek haar rok en haren glad en trok haar omslagdoek om zich heen.

Hij stond ook op en kwam naar haar toe. ‘Ik… Ik vond dit een heel goed gesprek,’ zei hij onhandig. ‘En ik ben blij dat we tot overeenstemming zijn gekomen.’

Grace schonk hem een beverige glimlach en stak haar hand uit; hij schudde die hartelijk. Wat een opmerkelijke ogen, dacht hij opnieuw.

‘Mijn vader heeft ooit gezegd dat ze precies op die van de grote piratenkoningin Grainne O’Maille lijken – al heb ik geen idee hoe híj dat kan weten. Hij heeft me naar haar genoemd en hij wordt nooit moe van dat verhaal.’

Reinders knikte, opgelaten omdat hij zijn gedachte blijkbaar hardop uitgesproken had.

‘Hoe dan ook, ik ben u dankbaar, kapitein.’ Ze liet zijn hand los. ‘Het is hard voor de jongen dat hij zijn moeder verloren heeft.’

‘Goedemiddag, mevrouw Donnelly,’ zei hij vriendelijk.

‘Goedemiddag, kapitein. Dank u wel.’

Nadat Grace weg was, ging Reinders weer zitten en haalde zijn logboek tevoorschijn. Hij schreef echter niets, maar zat eenvoudig op zijn stoel en staarde naar de muur – nadenkend. Hij werd zo door zijn gedachten in beslag genomen, dat hij het kraken van Boardhams heimelijke voetstappen niet eens hoorde toen de hofmeester zich losmaakte uit de schaduw van de smalle gang en wegsloop van de deur waar hij zijn oor tegenaan gedrukt had gehouden tot mevrouw Donnelly afscheid nam.

Afscheid van Ierland
Moore Afscheid van Ierland-voorwerk.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-1.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-2.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-3.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-4.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-5.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-6.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-7.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-8.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-9.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-10.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-11.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-12.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-13.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-14.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-15.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-16.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-17.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-18.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-19.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-20.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-21.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-22.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-23.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-24.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-25.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-26.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-27.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-28.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-29.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-30.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-31.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-32.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-33.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-34.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-35.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-36.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-37.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-38.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-39.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-40.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-41.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-42.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-43.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-44.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-45.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-46.xhtml